Souffleur, wat is de betekenis van 'Noodnaam'?
Ko Goubert, Collectieregistrator: “Er zijn aardig wat kunstwerken waarvan we de maker niet bij naam kennen. Soms komen we dan niet verder dan een benaderende afbakening zoals ‘Antwerpse school’ of ‘Zuidelijke Nederlanden’. In andere gevallen hebben we betere aanknopingspunten, maar blijft de identiteit van de maker toch onbekend."
"In dat geval gebruiken we een noodnaam. Die kan verschillende vormen aannemen. Soms verwijzen we naar een sleutelwerk. Andere werken kunnen dan op basis van stilistische, compositorische en/of materiaal-technische overeenkomsten aan dezelfde meester worden toegeschreven. Dat is bijvoorbeeld het geval met de Meester van de Sint-Nicolaastriptiek, een werk dat waarschijnlijk afkomstig is uit de Sint-Pieterskerk hier in Leuven, en nu bewaard wordt in de KMSKB in Brussel. Soms verwijzen we ook naar de plek waar het kunstwerk bewaard wordt, bijvoorbeeld de Meester van Hakendover.”
“Een noodnaam kan ook verwijzen naar het merkteken of monogram waarmee de maker signeerde. Bij edelsmeedkunst is het bijvoorbeeld een courante praktijk om elementen uit het meesterteken van de zilversmid als noodnaam te gebruiken: Meester met kruikje, Meester met doodshoofd, Meester KW...”
“Soms kunnen we na onderzoek een noodnaam preciezer maken, of ontdekken we zelfs dat hij foutief is toegekend. Dat bleek bijvoorbeeld uit onderzoek dat gebeurde naar aanleiding van onze tentoonstelling ‘Borman en Zonen. De beste beeldsnijders’. Werk dat vroeger was toegeschreven aan de fictieve Meester van Christus op de Koude Steen bleek eigenlijk van de hand van Jan I en Jan II Borman te zijn, de belangrijkste beelhouwersfamilie uit het laatgotische Brabant.”